Twee maatjes, laten we ze Willem en Bart noemen, gingen eens met de Blikslager het IJsselmeer op. Dit jaar zouden ze nog eens een weekje op pad gaan. We hadden plan opgevat om in november te gaan, omdat we dan meer kans hadden op een beetje wind. Zo gezegd, zo gedaan. We vertrokken op 2 november.
Willem had het schip het weekend ervoor alvast met z’n meisje bij de Roggebotsluis neergelegd, zodat we sneller een rondje konden maken. De weersvoorspelling gaf weliswaar code geel aan (storm Clarián), maar daar zouden we geen last van hebben, meenden we.
Woensdagavond hadden de dames ons en de bevoorrading weggebracht. We wisselden de grote genua met de kleinere keerfok. Toen we daarna de steiger afliepen, kwam een man ons tegemoet die bij de haven woont. Hij had een zeil zien flapperen en kwam poolshoogte nemen. Toen we vertelde dat we het zeil gewisseld hadden, zei hij dat het verstandig zou zijn om daar donderdag te blijven liggen. “Dat zullen we nog wel eens zien!”, zei Willem. De volgende dag vertrokken we richting de Ketelbrug.
We hadden met onze vrouwen afgesproken dat als we het niet vertrouwden, we Urk zouden aandoen. We hadden echter ruime wind en het liep als een malle. Urk lieten we dan maar rechts liggen en op naar Enkhuizen! Richting Enkhuizen trok de wind verder aan en op ongeveer 5 mijl voor Enkhuizen stond de windmeter op 44 knopen. De boot was bijna niet meer te sturen hij bleef maar oploeven. We besloten het zeil in te nemen en op de motor verder te gaan. Wat een watjes hè?
Eenmaal afgemeerd in Enkhuizen en 2 potjes bier later, liepen we naar de Compagnie haven, om wat boodschappen te halen. Je moest daar schreeuwen om je verstaanbaar te maken, zo hard huilde de wind in de masten. Ergens waren we wel een beetje blij dat we afgemeerd lagen, het ging echt hard. Vrijdagochtend na een laf ontbijtje, gingen we weer op weg naar Harlingen. We hadden weer ruime wind en het ging weer als een malle. Een beetje jammer dat Willem het niet kon laten om elke vluchthaven te verkennen die op de route lag. En lag die niet op de route, dan veranderd Willem de route wel.
Op de weg naar Kornwerderzand ligt een windmolenpark dat je al van verre ziet en maar heel langzaam dichterbij komt (zeker als je elke vluchthaven aandoet). We zijn dwars door het windmolenpark gevaren. Wat zijn die dingen imposant als je ertussen door vaart! Na de Lorentzsluis op naar Harlingen met, jullie raden het al ruime wind. We liepen in op een jacht dat iets minder zeil had staan dan wij. Ongeveer een mijl of 5 voor de haven rolden ze hun zeil in en gingen op de motor verder, waardoor ze weer op ons in liepen. We twijfelde even, maar besloten op zeil de haven in te gaan. We meenden dat in de haven plek zat was om de zeilen in te nemen.
We waren alleen vergeten aan de havendienst te vragen of er ander verkeer was. En dat was er. Net toen we onder zeil de pier rondde, kwam er een joekel van een vrachtschip uit die bakboord hield om te draaien. We konden er gewoon niet in, dus snel het roer om, om tegen de wind in buiten de zeilen in te nemen. Maar daar zat net het jacht dat op ons ingelopen was. Ik denk dat de vrachtschipper platgelegen heeft van het lachen om ons prutsers.
’s Morgens, na weer een laf ontbijtje, gingen we op zoek naar een watersportzaak, omdat Willem alleen zijn bordeelsluipers had meegenomen. Hij wilde wel eens echte mannenlaarzen hebben. Nou, die zijn er gekomen! Echte leren laarzen met een echt gratis potje vet. Willem heeft ze de hele reis zelfs in bed nog aan gehad.
Omdat het te kort dag was om een Waddeneiland aan te doen, zijn we langs de afsluitdijk naar Den Oever gevaren. Daar zit wel een ondiepte, maar dat maakt die Ovni niets uit met z’n hefkiel. Ovni dan?
Eenmaal in Den Oever moesten we haaks op de wind een box in, Willem zou varen en ik zou het lijntje leggen. Na een eerst mislukte poging gingen we de box met wat meer gang in en sprong ik met lijn en al sierlijk op de steiger. Die was zo glad als spek. Dus ik ging toch een partij op m’n plaat! Ik viel weer achterover tegen de Ovni, die net weer van de steiger afdreef. Op de en of andere manier kwam ik toch weer op de steiger en kreeg ik de lijn om een bolder. Het duurde wel even voordat we afgemeerd lagen, met die harde wind en een gladde steiger. Eenmaal bekomen van de schrik gingen we gauw naar de Houtzolder voor een biertje. Die kroeg zat om 17.00 uur al ram vol jeugd vanwege een of ander feest. We kregen soep en broodjes en dat beviel eigenlijk best. In het midden stond een chromen paal met een klok bovenin, het was de bedoeling dat je in de paal klom om de klok te luiden. Daar hebben we ons na onze noodlanding maar niet aan gewaagd… Het verbaasde ons hoe sommige gasten als een kat de paal in klommen om de klok te luiden, wat altijd weer op gejuich opleverde.
Daarna wilde we nog naar Tante Pietje, maar die zat zo vol dat we er niet ineens in kwamen. Dan maar weer terug naar het schip om daar af te pilsen en een hapje eten te maken.
De volgende morgen op naar de Stevin sluis. Eenmaal door de sluis moest er vervolgens weer een haven aangedaan worden. Niet omdat het een vlucht haven was, maar Willem wilde mede Ovni’s spotten. Hij kwam volledig aan zijn trekken. Al was er niet één zo mooi als de zijne. Na dit hartversterkertje op weg naar Stavoren, met nog steeds ruime wind. We hadden de haven bijna voor onszelf. Er lag nog een stalen zeilschip met een paar nog oudere zeeschuimers en wij. Zij waren nog uitgedost in echte wollen truien en ouderwets oliegoed. Er kwam daarna nog een zeiler binnen in zijn uppie. Voordat ik naar ‘m toe kon lopen om te helpen, had hij hem al in één beweging afgemeerd. Niks geen gepruts met als smoes een gladde steiger. Soms staan de beste stuurlui wel op een schip. Het waaide weer stevig die nacht, maar we lagen lekker beschut. En hoe we het voor elkaar kregen weet ik niet, maar de volgende ochtend gingen we alle drie tegelijk het water op.
We wilden weer richting de Ketelbrug, maar hadden de wind nu net verkeerd staan. Maar ja, als je wat ruimte hebt en tijd, dan zijn een paar klapjes ook niet zo erg. Het regende soms wel flink en daar word je niet warmer van. Mijn dresscode was 2 paar sokken, gevoerde laarzen onderbroek, lange onderbroek, spijkerbroek, zeilbroek, hemd, T shirt, overhemd, trui, vest, zeiljack, befje, muts, en een stroopwafel. Gelukkig had Willem een overkapping geïnstalleerd die de meeste regen tegenhield. Na een paar klapjes kwam Urk in zicht. Weer gingen we op zeil de haven in, omdat -jullie raden het al- er ruimte genoeg zou zijn in de haven. Ware het niet dat er nu een werkschip op ons pad lag, dat niet van plan was om daarvan af te wijken. Het is ook altijd wat in die havens! Na het afmeren even lekker gedoucht en een rondje dorp gedaan. Op de weg terug naar ons schip kwamen we langs “het Haventje “. Het leek Willem een goed idee om daar wat te drinken. Ik zei nog: “Als we dat doen, komen we nooit meer weg.” En dat scheelde inderdaad weinig. Na een paar bitterballen, speciale Urker biertjes en een leuke bediening, zou je bijna willen blijven. Maar ja, aan alles komt een eind.
De laatste ochtend van de trip gingen we weer met halve wind op weg naar de Ketelbrug. Omdat de wind wat was gaan liggen, was het vergeleken met de afgelopen week een relaxt tripje. Maar na Keteldiep was het gedaan met de pret. De wind recht op de kop en te weinig ruimte en tijd om te laveren. Even voorbij Harderwijk regende het zo hard dat we geen hand voor ogen zagen. Dankzij Willems overkapping bleven we droog en kwamen we exact op het afgesproken tijdstip aan in Nulde, waar mijn duifje ons stond op te wachten. Dat tijdstip hadden we overigens een half uur van tevoren bepaald, maar ja planning is planning.
Dat was het einde van een enerverend reisje. Zeker voor herhaling vatbaar en mede mogelijk gemaakt door de dames van het thuisfront.