Vroeger: De Blikslager

Door Bart Rosendal

Vroeger was alles anders, niet altijd beter of leuker, maar wel anders.

Ik kom al op de haven sinds ik een jaar of 8 was en dat is al bijna 50 jaar geleden. We gingen toen altijd met vader mee die samen met zijn werkgever een zeilbootje had. Dit was een houten kajuitjachtje genaamd ‘Blikslager’.  Het bootje was gebouwd door de werf Mulder (die maken nu iets andere jachten) in naar schatting bouwjaar 1938. We hebben het beestje tot ca 2016 in de vaart kunnen houden. Pa was nogal zuinig van aard en hij was niet van plan om de havenmeester en/of de kraan te huren om ‘Blikslager’ uit of in het water te laten. 

Dus dat werd twee keer per jaar een hele happening om de boot uit het water de helling op te trekken of weer de helling af om hem te water te laten. In het begin leende we daarvoor de Landrover van de Firma Hartkamp met daarachter een gewone platte tandem als kar. Om de boot op de bok de helling op te trekken, was nogal een gevecht. De Landrover wou nooit in zo’n lage versnelling als wij nodig hadden.  Als dat wel lukte, verzoop de motor omdat ‘ie zo scheef op de helling stond. 

Als de boot dan eindelijk op de bok op de kant stond, dan moest ie nog met een eigen gemaakte railconstructie op de kar getrokken worden. Pa had zelf een bok gelast met zwenkwieltjes eronder. Dat had twee voordelen: als de boot eenmaal op de bok stond, ging het ding alle kanten op behalve de goede. En toen ‘ie eenmaal op de kar stond, was ‘ie al door de houten vloer van de aanhanger gezakt, voordat we weer in Barneveld waren. Omdat pa een gewone aanhanger leende, lag het zwaartepunt van het spul nogal hoog. Daardoor ging de hele boel al slingeren als je amper boven de 40km/u ging. Voordat we vanaf Putten in Voorthuizen waren, reed er al een file achter waar de A12 jaloers op was.  Niemand durfde ons in te halen omdat het hele spul nogal wat ruimte nodig had op de weg en het leek alsof de boot en de kar elk moment konden omvallen. 

De boot te water laten was ook een verzoeking. Want als de boot en bok op de rails naar beneden moesten, liepen de zwenkwielen altijd vast in de rail waardoor ie altijd op het lastigste punt vastliep en weer omhoog moest.  Het kostte bij elkaar bijna twee hele (zater)dagen om de boot uit en in het water te laten . 

En dan moest er in de winter nog aan de boot zelf gewerkt worden. We hebben wat “schuurfeesten” gehad om ‘m een beetje in vorm te houden. 

Toen pa fysiek de boot niet meer kon onderhouden, heb ik het bootje stilzwijgend overgenomen. Zuinig als m’n pa, ging ik op dezelfde voet verder. Ik leende alleen wel een auto-ambulance. Die had een stalen vloer en was wat lager, waardoor het erop trekken makkelijker ging. Ook had de ambulance een eigen lier. De Passat die ik toen had dacht daar duidelijk anders over. Vooral het uit het water trekken was wat. Omdat het een diesel was verzoop ‘ie niet, maar gezien de rookwolken uit de versnellingsbak had ie er geen schik van.

Toen ik een ander bootje kocht, heb ik met pa overlegd wat we met Blikslager gingen doen. We hebben hem aan een goed doel gegeven. Het bleek dat ie al zo slecht was dat het een verloren zaak was en het bootje is gesloopt. Ik heb nooit aan pa durven vertellen, dat zijn bootje er niet meer was. Pa is kort daarna overleden. 

Pa zou het wel leuk gevonden hebben dat de mast er nog steeds is: Deze staat tussen het havenkantoor en het sanitair gebouw en doet dienst als wegwijzer. 

Wordt vervolgd …